Terug naar overzicht

Oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer

2014-11-27 00:00:00 DEN HAAG - Staatssecretaris van Financien Eric Wiebes spreekt bij de lancering van het nieuwe arbeidsaanbod van het CPB. ANP MARTIJN BEEKMAN

Meer vragen dan antwoorden

Staatssecretaris Wiebes presenteert oplossingsrichtingen voor pensioen in eigen beheer, maar worden we hier nu echt wijzer van? Senior pensioenspecialist bij Pensioennavigator bv Mr. drs. Corey Dekkers MFP FFP, belicht de onduidelijkheden en de risico’s van de voorstellen.

Tijdens Pensioennavigator’s ‘Kennisupdate’ van woensdag 7 oktober 2015  wordt er uitgebreid aandacht besteed aan dit onderwerp. Met gastspreker: Mr. J.J. (Hans) Buijze Centraal aanspreekpunt voor pensioenen in dienst van de Belastingdienst

 

Het zal de meeste pensioenadviseurs niet zijn ontgaan dat Wiebes de mogelijke oplossingsrichtingen van het pensioen eigen beheer gepubliceerd heeft. In hoofdlijnen komt het er in de nieuwe plannen op neer dat de dga een percentage van het salaris kan doteren aan een fiscale reserve. De Staatssecretaris beschrijft daarbij twee varianten. De oudedagsbestemmingsreserve (OBR) en oudedagssparen in eigen beheer. Het grote verschil tussen de twee aangedragen oplossingen is het juridische vlak. Bij een OBR ontstaat in tegenstelling tot het oudedagssparen in de opbouwfase geen afdwingbare rechten. De Staatssecretaris geeft zijn voorkeur aan het oudedagssparen. Een beschikbare premieregeling gevolgd door een lijfrente in de uitkeringsfase. Nadat ik de twee voorgestelde varianten kort heb beschreven, zie de bijlage voor de uitgebreide uitleg van de Staatssecretaris, wil ik stilstaan bij de onduidelijkheden en de risico’s van de voorstellen en ga ik dieper in op de zorgplicht voor de adviseur die de dga straks moet adviseren.

 

De OBR en het oudedagssparen

Met de introductie van de OBR of het oudedagssparen wordt afscheid genomen van pensioen (in eigen beheer). In beide varianten bouwt de dga een fiscale voorziening op die op de AOW-gerechtigde leeftijd aangewend wordt voor een lijfrente-uitkering. Deze kan aangekocht worden bij een verzekeraar of uitgekeerd worden door de vennootschap zelf. De uitkeringsduur bedraagt twintig jaar en is niet afhankelijk van het in leven zijn van de dga. Voor beide varianten geldt dat de dotatie aan de voorziening een percentage van de grondslag is. De grondslag is het belastbare loon verminderd met een franchise (minimaal € 11.936 voor het jaar 2015). Het belastbare loon is gemaximeerd op € 100.000. Het verschil tussen beide is dat bij de OBR in de opbouwfase geen oprenting plaatsvindt en bij het oudedagssparen wel. De OBR komt daarmee in sterke mate overeen met de oudedagsreserve voor de ondernemer met een eenmanszaak. De voorziening bij het oudedagssparen wordt jaarlijks verhoogd met het U-rendement. Voor beide varianten is het inhalen van niet gedoteerde bedragen in latere jaren niet mogelijk. Ook in de uitkeringsfase is tussen beide varianten geen verschil. Wat zijn de verschillen dan wel? Behalve het verschil in oprenting zijn er in de opbouwfase bij de OBR geen afdwingbare rechten. Hoewel bij het oudedagssparen wel afdwingbare rechten ontstaan worden deze niet geoormerkt als pensioen zodat de wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) niet van toepassing is. Wel wordt voorgesteld dat de wet gewijzigd wordt zodat de WVPS van toepassing wordt verklaard op het oudedagssparen. De sanctie bij het oneigenlijk uitvoeren van de OBR vertaalt zich in een vrijval in de winst voor de vennootschapsbelasting vermeerderd met revisierente. Bij het oudedagssparen is de sanctie gelijk aan die bij het onzuiver worden van de pensioenregeling. De dga is over de waarde loonbelasting verschuldigd eveneens vermeerderd met revisierente.

 

Het overgangsrecht

De Staatssecretaris stelt voor beide varianten hetzelfde overgangsrecht voor. De dga heeft de keuze de fiscale pensioenverplichting van de opgebouwde pensioenaanspraken om te zetten in de OBR of het oudedagssparen. Bij de omzetting is dan geen loon- of vennootschapsbelasting verschuldigd. Door niet de commerciële maar de fiscale voorziening te hanteren bij de omzetting worden in feite de pensioenaanspraken verlaagd. Fiscaal wordt afgezien van pensioen zonder sancties. Dat wil niet zeggen dat dit civielrechtelijk ook zomaar kan. De Staatssecretaris stelt daarom dat bij de omzetting de partner moet meetekenen. Een andere mogelijkheid is dat de dga zijn opgebouwde pensioenaanspraken premievrij maakt en deze jaarlijks actuarieel waardeert en al dan niet verder gaat met de uiteindelijk door het kabinet gekozen variant.

vragen

Onduidelijkheden

In het voorstel van staatssecretaris Wiebes lijkt het voornamelijk te gaan om pensioen opgebouwd binnen de vennootschap waarin de dga werkzaam is. In de praktijk spreekt men dan van intern eigen beheer. Met dat in mijn achterhoofd loop ik tegen de volgende onduidelijkheden aan;.

And last but not least: wat zijn de mogelijkheden voor de dga waarvan het pensioen is ingegaan. Kan hij dit ingegane levenslange pensioen nog omzetten in een lijfrente-uitkering? En zo ja, mag de reeds verstreken tijd van de pensioenuitkering in mindering worden gebracht op minimale uitkeringsduur van twintig jaar.

Dit zijn slechts enkele vragen die ontstaan na het lezen van de brief van Wiebes. Ik hoop dan ook dat deze vragen tijdens het debat in de Tweede Kamer worden behandeld.

 

Voor de adviespraktijk

De insteek van staatssecretaris Wiebes is duidelijk. Een spaarvorm in de vennootschap ten behoeve voor de oudedag voor de dga waarvan de ingelegde middelen tevens beschikbaar blijven voor de eigen onderneming. Dit lijkt in eerste instantie iedere dga aan te spreken. Door de fiscale pensioenverplichting over te dragen in plaats van de commerciële pensioenverplichting levert dit per direct meer eigen vermogen op. Althans als het gaat om het beoordelen van de vrije reserves van de vennootschap t.b.v. een dividenduitkering. Dat dit ten koste gaat van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken lijkt dan ondergeschikt. Hoe verleidelijk dan ook, de adviseur moet uitkijken hier niet de nadruk op te leggen. De adviseur doet er verstandig aan d.m.v. een uitvoerige inventarisatie de wensen en doelstellingen van de dga goed te bespreken en hierbij de civielrechtelijke aspecten niet uit het oog te verliezen.

Zo zal hij de dga moeten begeleiden met de vraag of het voor de dga verstandig is wel of niet te gaan deelnemen aan de OBR of het oudedagsparen. Daarbij spelen de wensen en doestellingen van de dga een nadrukkelijke rol. De dga dient geïnformeerd te worden over de gevolgen van slechts de fiscale inbreng van de pensioenvoorziening, en niet de commerciële voorziening. Sta als adviseur stil bij civielrechtelijke aspecten, zoals echtscheiding en wijzigen van de arbeidsvoorwaarden. Kijk goed naar de wens van de dga hoeveel hij op pensioendatum aan inkomen wenst te hebben. Bespreek het faillissementsrisico van de nieuwe vorm van vermogensopbouw. Want welke vorm het kabinet ook kiest, de voorziening kan alleen opgebouwd worden in de vennootschap waar de dga werkt. Bekijk de mogelijkheden van verliesverrekening. Wellicht is het nu een mooi moment om de commerciële verplichting over te dragen aan een professionele verzekeraar. Maak daarbij gebruik van de mogelijkheid de uitkeringsovereenkomst om te zetten in een premieovereenkomst. Het verschil tussen de commerciële en fiscale waarde kan direct als last genomen worden. Doordat de regeling is omgezet in een beschikbare premieregeling komt een stijging van de rente en het beleggersrendement toe aan de dga en niet aan de verzekeraar. Mocht het verlies nu niet volledig verrekend kunnen worden en de pensioeningangsdatum is nog niet bereikt, dan heeft de dga de mogelijkheid het verlies eventueel te verrekenen in de negen daaropvolgende jaren. Op pensioendatum gaat dit vaak niet meer omdat de dga die verantwoordelijk is voor de omzet is gestopt met werken. Of wat te bedenken van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Dit is alleen te verzekeren bij een premiebetalende pensioen- of lijfrentepolis ondergebracht bij een verzekeraar (voor wat betreft de mogelijkheden binnen de OBR of oudedagssparen). Niet onbelangrijk. Kortom, de adviseur zal niet klakkeloos kunnen stellen dat het omzetten van de pensioenverplichting in de OBR of het oudedagsparen de beste oplossing is. Dit geldt ook voor het deelnemen aan deze nieuwe vorm. Wellicht is het voor de dga interessanter om geen fiscale reserve op te bouwen maar zich daadwekelijk te verzekeren via pensioen of een lijfrente . Om te beoordelen wat de beste oplossing is, zal een weloverwogen advies nodig zijn. De complexiteit en de adviesgevoeligheid nemen toe als de vennootschap verdeeld is over meerdere dga’s die allen een pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd. Natuurlijk mag de partner van de dga niet worden ontzien in het advies. Maar dat stelde Wiebes ook al.

 

Conclusie

Er is een begin gemaakt met het beëindigen van de pensioenopbouw in eigen beheer. Of de beschreven opties de juisten zijn betwijfel ik. De huidige wetgeving biedt al genoeg mogelijkheden. Zie meer hierover het artikel bijlage-oplossingsrichtingen-peb. Aangezien de civiele wetgeving van toepassing is op het opgebouwde pensioen verwacht ik nog de nodige complicaties.

Kennisupdate 2015

Op woensdag 7 oktober organiseert Pensioennavigator een Kennisupdate sessie die geheel in het teken staat van deze publicatie. Voor slechts €242 ex btw kunt u de sessie bijwonen.

Pensioennavigator licentiehouders ontvangen 30% korting!

PE punten Register Belastingadviseurs
Deze kennisupdate is door het RB geaccrediteerd voor 4 fiscale PE punten.


Locatie: Nieuwegein

Agenda en aanvangstijd nader te bepalen

Aanmelden kan door een bericht te sturen naar: info@pensioennavigator.nl